woensdag 10 juli 2013

Nieuw eenheidsstatuut: wat verandert er exact?

Nieuw eenheidsstatuut: wat verandert er exact?

 

Op 1 januari 2014 moeten de eerste elementen van het nieuwe eenheidsstatuut gelden: geen carensdag meer - de eerste dag van ziekteafwezigheid die bij vele arbeiders niet vergoed wordt - en één systeem om de opzeggingstermijn te bereken. Daarvoor wordt de loopbaan in drie delen opgeknipt. Het nieuwe systeem betekent een verbeterde opzegtermijn voor arbeiders, maar vooral de hogere bedienden moeten op dit vlak inboeten.
Allereerst blijven voor de bedienden de reeds in de oude regeling verworven rechten behouden. Pas vanaf 1 januari gelden de nieuwe regels. Her en der valt te horen dat het nieuwe systeem gelijk is aan dat van de huidige regeling voor lagere bedienden.

Voor de arbeiders is er een verbetering: zij worden in het nieuwe systeem geklikt zodat ze een bescherming krijgen volgens de nieuwe regels, en dat voor de duur van hun anciënniteit. Een arbeider met bijvoorbeeld 10 jaar anciënniteit, zal een opzegtermijn krijgen van 10 jaar volgens het nieuwe, en voor hen betere, systeem. "De arbeider wordt met terugwerkende kracht als bediende beschouwd", zegt ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw daarover.

Gefaseerd
Maar die inschakeling van de arbeiders in het nieuwe systeem zal gefaseerd gebeuren, waarbij de ouderen eerst aan bod komen. Op 1 augustus wordt reeds de omschakeling berekend voor arbeiders die dan reeds 30 jaar anciënniteit hebben. Op 1 januari volgen de werknemers met 20 jaar anciënniteit. Dit loopt per 5 jaar anciënniteit af tot op 1 januari 2017 de resterende arbeiders, dus met kleinere loopbaan, ingeschakeld worden. Wie dus nu als arbeider begint, valt tot en met eind december 2016 onder de huidige opzegregels, maar krijgt begin 2017 voor de hele periode die opzeg volgens de nieuwe regels.

Opzegtermijn
De eerste 5 jaar verwerft men trager opzegtermijn en tussen 5 en 20 jaar anciënniteit komen er drie weken per begonnen kalenderjaar bij tot 62 weken aan het einde van deze rit. Vanaf 20 jaar anciënniteit vertraagt de opbouw van de opzeggingstermijn tot 1 extra week per begonnen jaar.

Voor die opzeg geldt in de eerste vijf jaar anciënniteit een ingewikkelde berekening. In eerste 3 kwartalen van het eerste jaar anciënniteit komen er 2 weken opzeg per kwartaal. Van het 4e tot het 8e kwartaal loopt dat per keer 1 week op tot 11 weken. Voor het derde en vierde jaar komt er telkens een week bij, voor het vijfde 2 weken tot uiteindelijk 15 weken na vijf jaar.

"Het is een heel complexe opbouw", erkent ACV-voorzitter Marc Leemans. "We doorsnijden de lijn van de wettelijke opzeg van bedienden", klinkt het. De eerste vijf jaar zit de opzeg onder die lijn, vervolgens schommelt die rond de lijn en op het einde, na 20 jaar, wordt ze afgetopt, luidt de logica.

"Alles gaat naar beneden", erkent ACLVB-voorzitter Jan Vercamst. Maar hij benadrukt dat in de regeling voor het eerst in ons land een motiveringsplicht voor ontslag komt. Vooral in KMO's komen nu weleens willekeurige ontslagen voor, klinkt het.

Outplacementverplichting
Voorts is er nog een outplacementverplichting voor werknemers ontslagen vanaf het begonnen zevende jaar anciënniteit: twee derde van de opzeg moet gepresteerd of betaald worden, sectoren krijgen vijf jaar de tijd om een invulling van die outplacement te voorzien voor het resterende derde.

Tot slot wordt de 56 miljoen euro budget van de RVA voor ontslaguitkeringen, aangewend ter compensatie voor de kostenverhoging die de werkgevers in sommige sectoren zullen ondervinden. Daarnaast zijn er nog andere compensaties.